Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom
een Heikantse Pool
Andreas Kozlowksi |
Ik heb ondertussen meer dan 100 Mensen van bij Ons op mijn teller. Stuk voor stuk boeiende verhalen van Kloddezakken die vrank en vrij over hun leven vertellen. Sommige zijn vrij voor de hand liggend, andere verrassend en een paar verhalen bezorgden me echt kippenvel. Het verhaal van Andreas Kozlowski is er zo een.
Anita Benaerens tipte mij over het verhaal. Kozlowski klinkt ons niet even vertrouwd in de oren als bijvoorbeeld Van Acker of Poppe. De naam verraadt duidelijk Poolse roots. Hoe belandt zo’n man in het Onbezet Gebied van den Heikant? Begin december trok ik naar den Heikant om een antwoord te zoeken op deze vraag.
Zele ligt bedolven onder een dik sneeuwtapijt als ik begin december naar de Rechte Heistraat bol. Ik ben meer dan welkom bij Andreas en zijn vrouw Maritta Mariman. Op tafel staat de koffie klaar.
Roots | ||||
Andreas |
Ik ben geboren in Regensburg in Duitsland op 15 augustus 1949, start Andreas. Lang heb ik daar niet gewoond, want even later zijn mijn ouders verhuisd naar Schongau in Beieren tegen de Oostenrijkse grens. Mijn ouders waren Polen uit Warschau die in de oorlog gedeporteerd waren naar een werkkamp omdat ze in het verzet zaten. Verzet tegen de Duitsers en de Russen. De broer van mijn moeder is zelfs gefusilleerd door de Duitsers. Na de bevrijding durfden ze niet terug omdat Polen door de Russen bezet was en zijn ze in Duitsland gebleven. We woonden in een klein appartementje in een gemeenschap met verschillende nationaliteiten zoals Polen, Oekraïners, Joegoslaven… Mijn vader was in Polen brandweerman in Warschau, maar na de oorlog kon hij aan de slag als vrachtwagenchauffeur bij het Amerikaanse leger, dat in die jaren Duitsland bezette. Daardoor hadden we het financieel iets beter dan onze buren. Kleuterschool heb ik nooit gevolgd, want in die jaren waren dat privéscholen en die konden mijn ouders niet betalen. Mijn schoolcarrière ben ik dus in het eerste leerjaar begonnen. |
Andreas, |
Andreas in het tweede leerjaar. Je vindt hem helemaal vooraan, de derde van links
Jeugd zonder Land | ||||
Andreas |
En dan komt het fameuze jaar 1959, gaat Andreas verder. ‘Jeugd zonder Land’ was een internationale vereniging die een deugddoende vakantie wilde bezorgen aan kansarme kinderen bij gastgezinnen. Dat jaar kwam er een groep van 538 kinderen uit Duitse vluchtelingenkampen naar België en ik was een van hen, vertelt Andreas. Met een nachttrein arriveerden we in Gent-Sint-Pieters en daar stonden de gastgezinnen ons op te wachten. Alleen ik werd niet opgehaald. De zusters van de kolonie uit Sint-Maria-Lierde kwamen me dan ophalen met een taxi. |
Voor Andreas |
Gelukkig was er Louisa D’heer, een kleuterleidster en boerendochter uit den Heikant, die in het begin van haar carrière daar werkte.
In het weekend nam ze me mee naar Zele. Ik zie me nog samen met Louisa arriveren bij Gaston Moens en Agnes D’heer die in die jaren de Zeelse Delhaize uitbaatten op de Markt, daar waar nu Optiek Van Der Linden is. Gaston heeft me toen met zijn brommer naar den Heikant gebracht en Louisa kwam achter met de fiets. De familie D’heer had een boerderij juist naast de pastorij. Voor mij was alles nieuw. Ik had nog nooit een boerenhof gezien en dat was een nieuwe wereld die voor mij openging. Ik maakte vrij snel kennis met Eric en Martin Van den Broeck, de overbuurjongens, en die vriendschap is gebleven tot op vandaag. Dat jaar mocht ik ieder weekend met Louisa mee naar Zele en dat was echt voor mij de max! De volgende jaren mocht ik bij de familie D’heer op vakantie komen en dat was voor mij telkens een zalige tijd. Ik hielp op de boerderij, wist de akkers liggen en bracht de boterhammen voor het schof naar den akker. Ik speelde met Eric en Martin en de kinderen van Agnes. Met Eric ben ik dikwijls puiten gaan kloppen. Eric stroopte die dan, dat was verdomd lekker. En ik leerde meer en meer Nederlands. Van Luc Bogaert mocht ik Jommekes lezen. Tegenover de familie D’heer woonden Jean De Geest en Clementine Nieuboer, een koppel dat op latere leeftijd getrouwd was en geen kinderen had. Die namen me geregeld mee voor een uitstapje met de auto of om te gaan zwemmen. In die tijd worstelden we iedere week met de vraag waar we naar Bonanza gingen kijken, want de tv’s waren nog niet erg dik gezaaid in den Heikant. |
Vier op een rij: |
Duitsland | ||
In 1960 is mijn vader overleden na een complicatie bij een maagoperatie, vervolgt Andreas, hij was maar 38 jaar. Mijn moeder kreeg een klein overlevingspensioen en om de eindjes aan elkaar te knopen, maakte zij parelkransen om te verkopen. Ik moest zo snel mogelijk een stiel leren. In 1963, toen ik 14 jaar was, ben ik gestart met mijn opleiding voor drukker. Dat betekende dat ik vier dagen ging werken in drukkerij Schongauer Nachrichten en een dag naar school ging. Die school was in München en dat was 80 kilometer van huis. In december 1965 kreeg mijn moeder baarmoederkanker. In de kliniek in München kreeg ze bestralingen, maar zonder resultaat. Toen ze terug in het ziekenhuis van Schongau was, vertelde de dokter me dat er niets meer aan te doen was. In maart 1966 is ze overleden, ik was nog geen 17. |
Keerpunt Ik had een overlijdensbericht gestuurd naar de familie D’heer en naar de broer van mijn moeder in Warschau. Mijn nonkel mocht niet naar de begrafenis komen, het IJzeren Gordijn was er. Op de avond voor de begrafenis arriveerden Jean De Geest, Cyriel D’heer en Hugo Bosteels, de man van Louisa, in Schongau. Dat trof me echt, bekent Andreas. Na de begrafenis trokken ze alle drie naar de bevolkingsdienst om te bekijken wat er met mij en mijn zus Magda moest gebeuren. Ons Magda was toen 8 jaar en heel de periode dat mijn moeder ziek was, was ze opgevangen geweest in een kolonie. Ze mochten mijn zus meenemen naar België als ik ook de toestemming gaf. Ik moest daar niet lang over nadenken, ik zag echt geen andere oplossing. Zo bleef ik alleen achter in Schongau, want ik moest mijn studie nog afronden. Sinds mijn moeder ziek geworden was, kreeg ik in de drukkerij, ook al was ik nog op leercontract, de volle wedde van drukker en dat vond ik heel schoon van mijn baas. In de meimaand van dat jaar ben ik enkele dagen naar Zele gekomen voor de eerste communie van mijn zus. |
Andreas en zijn zus Magda |
Zele-Heikant | ||
Jean De Geest & Clementine Nieuboer, |
Eind juli 1966 had ik mijn drukkersdiploma op zak en op 17 september ben ik verhuisd naar Zele. Dat was eerlijk gezegd zowel voor ons als voor mijn pleegouders een serieuze aanpassing. Jean en Clementine waren pas laat getrouwd en kinderloos gebleven. Ze hebben ons nooit geadopteerd, we zijn pleegkinderen gebleven, daarom hebben we ook de naam Kozlowski behouden. Jean heeft achteraf wel gezegd dat hij niet wist welk vlees hij in de kuip zou hebben. Jean en Clementine hadden dus twee kinderen gekocht met kousen en schoenen aan. Dat zeiden ze dikwijls, lacht Andreas, maar wij tweeën zijn hier echt met ons gat in de boter gevallen. In vergelijking met Duitsland was dat hier het landeke van belofte, we hadden meer luxe. Jean had een auto, een tv en ga zo maar door. Dat was iets waar we in Schongau enkel van konden dromen. Mijn zus is op internaat gegaan in Wachtebeke en later in Zaffelare voor haar middelbare studies. Zij leerde ook sneller Nederlands dan ik, ik heb lang Nederlands gesproken met een mix van Duitse woorden en ook die Duitse tongval ben ik nooit echt kwijtgeraakt. Magda zei van in het begin ‘ma’ en ‘pa’, bij mij heeft het een jaar geduurd. Op een verjaardagsfeest van Jean vroeg ik hem of ik hen ‘pa’ en ‘ma’ mocht noemen. De man kreeg de tranen in de ogen en zei: ‘Dat is de schoonste cadeau, die ge me kunt geven!’ Via een collega van mijn ma had ik onmiddellijk werk gevonden in drukkerij D’hauwer in Dendermonde. De werksfeer was daar niet al te best en na anderhalf jaar vond ik een andere job bij drukkerij Bruyninckx & Roose ook in Dendermonde en daar heb ik gewerkt tot ik op 60 jaar met pensioen ging. In de jaren tachtig heb ik op vraag van mijn baas een driejarige opleiding gevolgd aan het Hoger Instituut voor Grafisch Onderwijs in Gent. Drie jaar lang iedere zaterdag naar school, dat was behoorlijk zwaar. We zijn gestart met 14 man en 4 hebben de rit uitgereden, waaronder ik. |
Integratie | ||
Van toen ik in Zele arriveerde, leerde Jean me Nederlands met zo’n speciale cursus. Als bestuurslid van de harmonie Kunst Adelt zag hij in de muziek een ideale gelegenheid om me op den Heikant te integreren.
|
Op een bepaald moment hebben de jonge muzikanten gevraagd om de repetitie te verleggen naar een andere dag, maar daar wilde de oude garde niet van weten. Zaterdag was hun uitgangsdag: repeteren en daarna kaarten met het nodige gerstenat. Toen ik de danscursus bij Georges Verhoeven ging volgen, en dat was ook op zaterdag, was het uit met mijn muzikale carrière.
|
De liefde Ik heb de danscursus twee jaar gevolgd. Het tweede jaar kwam er een meisje een week later en Georges Verhoeven vroeg mij of ik haar de passen wou leren. En dat meisje was Maritta. Ze is in mijn armen gebleven, lacht Andreas. Maar hij had eigenlijk een oogje op een ander, voegt Maritta er aan toe. Ja, gaat Andreas verder, Maritta zat toen nog in het laatste jaar middelbaar, en iedere week uitgaan, dat was thuis geen school. Als er niets te doen was, moesten we thuisblijven. Dancings of zoiets, die waren taboe. ’t Is maar serieus begonnen op de carnavalsstoet van Aalst in 1969. Maar ondanks dat we het serieus meenden, bleven ze thuis even streng, zegt Andreas, want Maritta moest nog drie jaar studeren voor logopediste. In de examens kwam ze wel bij ons thuis studeren, want bij haren thuis, speelgoedwinkel ’t Kabouterke op de Kouter, was het veel te druk met die bel en zo. Ik mocht dan ’s avonds blijven eten, voegt Maritta er aan toe, en dan zag ik hem toch nog eens. We hebben drie jaar verkeerd en in augustus 1972 zijn we dan getrouwd. Het eerste jaar hebben we bij mijn vrouw haren thuis ingewoond. Van mijn ma en pa hadden zowel mijn zus als ik een stuk bouwgrond gekregen en in november ’72 zijn we hier beginnen bouwen en in het voorjaar daarop zijn we in ons huis gaan wonen. Het was een prefab en dat ging dus snel. We wonen hier nu 44 jaar en we zijn nog altijd erg tevreden van ons huis. |
Kroost | ||
Andreas en Maritta hebben twee dochters. In 1974 is ons eerste kindje doodgeboren. De navelstreng zat rond het kopje gewikkeld en het jongetje is tijdens de bevalling gestorven door zuurstofgebrek. Hij is heel toevallig geboren op dezelfde dag dat mijn vader gestorven is, zegt Andreas. We hebben veel verdriet gehad en het was een zware dobber voor ons. In 1976 is ons Els dan geboren en vier jaar later, in 1980, ons Kristien. |
Ik ben heel content met ons gezin alhoewel… ‘Twee dochters en mama, drie plagen voor papa’ is een spreuk die in ons huis hangt. Met een vrouw als logopediste en twee dochters in het onderwijs… ik weet ondertussen wat tucht is, lacht Andreas. Mijn twee dochters hebben elk twee kinderen. Els en Frankie De Wandel zorgden voor Stijn en Lize en ons Kristien en Andy De Waele tekenden voor Lore en Jelle. Die vier zijn echt onze oogappels! Eén ding is jammer, betreurt Andreas, dat de naam Kozlowski niet wordt verdergezet. |
Heimat & Polen | ||
In 1973 wilde ik het graf van mijn ouders bezoeken en dus trokken we voor een dag of vijf naar Duitsland, gaat Andreas verder. Toen we daar waren, ben ik nog eens binnen-gesprongen in de drukkerij waar ik gewerkt had. Mijn vroegere baas was erg blij om mij te zien. Toen we afscheid namen, vroeg hij mij wat we die avond deden. Hij nodigde ons uit in een restaurant en tot mijn grote verbazing zaten al mijn oud-collega’s er toen we binnen kwamen. Het werd een prachtige avond en we hebben veel herinneringen opgehaald aan die vier jaren dat ik daar gewerkt had. Na die vijf dagen vroeg ik, voor we vertrokken, de rekening in het hotel. Alles is betaald, kreeg ik als antwoord. Mijn vroegere baas had alles betaald. |
Midden van de jaren zeventig kreeg ik een brief uit Polen. Met de beste wil van de wereld, zegt Andreas, dat Pools was echt Latijn voor mij. Ik kon wel Pools spreken, maar het lezen was nog een ander paar mouwen. Via via vond ik een Pool in Berlare die de brief voor mij kon vertalen. Het bleek een brief te zijn van Romek, een neef van mij, die al zeven jaar naar mij op zoek was. Ik heb toen teruggeschreven in het Duits en wat foto’s meegestuurd. Op 1 augustus 1976 is hij ons dan komen bezoeken. Ons Els was juist geboren en mijn vrouw lag in het moederhuis. Toen we op bezoek gingen bij Maritta en ons Els heeft hij onmiddellijk twee woorden Nederlands geleerd: proficiat en de complimenten. Toen ik met hem naar huis ging, vroeg hij me of mijn vrouw dodelijk ziek was. Waarom? vroeg ik hem. Omdat ze op een kamer alleen ligt, was zijn antwoord. Bleek dat in Polen iedereen in een zaal lag, behalve de stervenden, die kregen een kamer apart. |
Andreas en Maritta met neef Romek en zijn vrouw |
Sindsdien kwam hij ieder jaar twee maanden op vakantie en via Gilbert Troch en zuster Gudula kreeg hij een vakantiejob in de toenmalige kliniek. Eerst in de keuken en later assisteerde hij dokter Van Den Berghe in de operatiekamer, want in Polen studeerde hij geneeskunde en is er nu een befaamd gynaecoloog. Sinds die tijd is er een stevige familieband met Polen gesmeed. Ik was bijvoorbeeld getuige bij het huwelijk van Romek en Maritta is meter van zijn eerste dochter. Regelmatig gaan zowel wij als onze dochters op bezoek in Polen. Da’s gewoon plezant. Begin jaren tachtig heb ik meegewerkt aan drie voedseltransporten naar Polen, gaat Andreas verder. De eerste twee waren een initiatief van de CM-Dendermonde. Het derde transport hebben Radio Malaika, Hugo Bosteels, de man van Louisa, en ik zelf op poten gezet. In 1980 hebben we een lading kleding en voedsel bezorgd aan een weeshuis. |
Die beelden blijven aan je ribben plakken, dat kan ik je verzekeren, zegt Andreas, vooral die in dat weeshuis. Stoere mannen die mee waren en die je dan ziet huilen om wat ze daar allemaal zagen. Ik ben blij dat ik drie keer mijn steentje heb kunnen bijdragen ook al was het voor mij niet zonder risico. Ik was op dat moment nog altijd stateloos en dat zou problemen hebben kunnen geven bij de grenscontrole met Polen. Gelukkig is dat drie keer goed gelopen.
Stateloos | ||
Als kind had ik het statuut ‘stateloos’. Dat betekent, zegt Andreas, dat je geen nationaliteit hebt, geen land waar je bepaalde rechten had. Toen ik in België kwam, zeiden ze me dat je 10 jaar in een land moest wonen vooraleer je de nationaliteit kon aanvragen. Bij ons huwelijk heeft Maritta uitdrukkelijk moeten verklaren dat ze Belg wou blijven, zo niet was ze ook stateloos geworden. |
‘Waar is je advocaat?’ vroeg de man toen ik er binnenkwam. Ik was stomverbaasd, zegt Andreas, en even later kreeg ik te horen dat mijn dossier een ongunstig advies kreeg omdat ik geprobeerd had mijn legerdienst te ontlopen. Op de rechtbank gaven ze me de raad om misschien eens langs politieke weg te proberen. Door de tussenkomst van Jan Lenssens kreeg mijn aanvraag uiteindelijk een positief advies, maar het heeft dan nog vier jaar geduurd voor ik mijn Belgische identiteitskaart kreeg. 16 000 frank kostte dat grapje me dan nog, besluit Andreas.
Dubbele nationaliteit | ||||
De schlagermannen: |
Ik heb altijd geprobeerd me zo veel mogelijk in te burgeren, vervolgt Andreas. Ik voel me echt Zelenaar én Heikantenaar. Ik zit bijvoorbeeld al meer dan 40 jaar in het bestuur van KWB-Heikant, was actief in het ACV en het ACW, we waren 12 jaar lid van een gezinsgroep, zijn lid van OKRA- Zele-Heikant, ben erelid van de harmonie… Ik voel me hier meer dan thuis, bekent Andreas. Voor de rest ben ik de begeleider van een fietsclubje ‘De Stellaboys’. Een naam die ontstaan is toen ze samen naar Santiago de Compostella reden. Toen hun vaste begeleider er mee stopte, vroegen ze of ik dat wou overnemen. We hebben zo al een aantal mooie tochten gedaan: van in het Zwarte Woud de Donau volgen tot in Wenen, van hier naar Berlijn, van Bretagne de Atlantische kust volgen tot in San Sebastian, een lus in de Dordogne, de Loire. Iedere dag fietsen de mannen zo 120 à 140 kilometer en ik volg met het busje. Ik boek op voorhand ook al de hotels en ieder jaar is dat een toffe tijd. En we hebben ook nog één guilty pleasure, voegt Maritta er aan toe. We hebben een vriendengroepje waarmee we ieder jaar naar het Schlagerfestival in Hasselt trekken. We maken daar ieder jaar een weekendje van en het festival dat is echt ambiance in het kwadraat, zegt Andreas. Maritta haalt twee foto’s boven waar heel de bende op staat in schlageruniform. |
De schlagervrouwen: |
Andreas en Louisa D'heer |
Onze babbel zit er op. Als dat gezin me toen had opgehaald, als Louisa er niet was geweest, had ik hier niet gezeten. Ik ben Louisa en haar familie enorm dankbaar om wat zij voor mij gedaan hebben en dat ik zo twee pleegouders, Jean De Geest en Clementine Nieuboer, gevonden heb. Twee mensen met een gouden hart. Ook de Heikantenaars en de Zelenaars draag ik in mijn hart, want ook zij hebben ertoe bijgedragen dat Zele echt mijn nieuwe heimat werd. Ik neem afscheid van Andreas en Maritta. Mark De Block |